a. in de physiologie, de zelfstandige verrichtingen, die niet van zenuwinvloeden van buiten afhankelijk zijn, bijv. de hartbeweging; of (van zenuwcentra) die geen prikkels van uit de periferie behoeven, bijv. de verrichting van het ademhalingscentrum;
b. handelingen, die in hypnose zonder medewerking van de wil tot stand komen, het zij door inpraten, hetzij door voordoen (commando-automatie, imitatie-automatie). Automatismus ambulatórius (ambulo, rondwandelen), de bij krankzinnigen en lijders aan hysterie en epilepsie voorkomende automatische aandrang tot zwerven; vgl. Poriomanie.