mnl. buusse, buche, buse, benaming voor een kielvaartuig met breeden boeg en ruimen buik, waarvan de kop van het roer overtimmerd is met een halfronde bedekking; vooral in : haringbuis. Waarschijnl. één met buis, langwerpig hol voorwerp, mnl. buse, waarvan de herkomst onzeker is.
Voor den overgang van bet. verg. fluit, muziekinstr., drinkglas, inhoudsmaat, schip; kog, dat schip bet. en misschien verwant is met kogel; bom, schip en trommel; in welke gevallen de vormgelijkenis de benaming deed kiezen voor een bepaald schip.