orang oetan [mensaap]. Veth verklaart, zonder twijfel op goede gronden, dat ‘de Maleiers zelf die naam wel aan wilde, in de bossen levende mensen, maar, zoveel wij weten, nooit aan een soort van apen geven.’ Doch, al mogen de Maleiers die naam nu niet meer aan zekere apen geven, vroeger deden zij het wel, want alleen van Maleiers, hetzij dan Sumatraanse of Borneose, kunnen de Javanen hun wrang-oetan hebben overgenomen; zie de Oudjavaanse tekst Damar Woelan, uitgave Van Dorp, p. 153 en het Javaanse handwoordenboek onder rang-oetan. Een plaats in de Tjentini, waarvan wij de aanwijzing aan prof. Vreede te danken hebben, heeft loetoeng, wrang oetan, oewa-oewa, dus alles bijeen. De Javanen hebben de Maleise naam reeds eeuwenlang gekend en gebruikt; zo komt in het Oudjavaanse gedicht ‘Smaradahana’ het afgeleide awoerang-oetan voor, dit is als orang oetans. Dat de Javanen geen eigen woord voor het dier hadden, verklaart zich vanzelf: het dier is op Java niet inheems. Wie op Borneo de orang oetan majas noemen, blijkt niet; in geen geval de Dajaks, want die noemen het dier kahio. [K]
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk