Definities van Typisch Vlaams woordenboek in de Ensie Z
- zaad in het bakje brengen
- zaaien naar de zak
- zaakvoerder
- zabberen
- zageman
- zagemeel
- zagen
- zagevent
- zakencijfer
- zakenkantoor
- zatterik
- ze gaan/zijn vaneen
- ze zijn elkaar waard
- ze zijn geplaceerd
- zedenfeiten
- zedenleer
- zeeklas
- zeemvel
- zeemzoet
- zegedronken
- zegezeker
- zeker en vast
- zeker van je stuk
- zelfklever
- zelfzeker
- zelfzekerheid
- zet u
- zet u neer
- zetelen in
- zeuren
- zeven op tien mensen
- zeveraar
- zeveren
- zich aanbieden
- zich aankondigen als spannend
- zich bijzetten
- zich door de kop schieten
- zich herpakken
- zich hervatten
- zich integreren
- zich interesseren aan
- zich jeunen
- zich misspreken
- zich opdringen
- zich opjagen
- zich situeren
- zich steunen op
- zichtkaart
- zichtrekening
- ziek vallen
- ziekenbond
- ziekenkas
- ziekteteken
- zijn broodje is gebakken
- zijn frank valt
- zinnens zijn
- zitdag
- zitpenning
- zo beu als koude pap zijn
- zo dom als het paard van Christus (en dat was een ezel)
- zo fier als een gieter
- zo helder/klaar als pompwater
- zo oud als de straat
- zo simpel als bonjour
- zo vals als een kat
- zo zat als een aap/kanon/patat/Zwitser
- zo'n mensen/dingen
- zodus
- zoeterig
- zohaast
- zomerkleed
- zomeruur
- zona
- zonder (veel) erg
- zonder brood/werk/geld vallen
- zonder dank
- zonder fout
- zonder verpinken
- zonder voorafgaande
- zonder winstgevend doel
- zonneklopper
- zonneslag
- zorgouder
- zot
- zot als een mus
- zot zijn van iets/iemand
- zothuis
- zottekensspel
- zuiveringsstation
- zulle
- zurkel
- zwaaideur
- zwaantje
- zwalpen
- zwanzen
- zwanzer
- zwarte sneeuw zien
- zweeppartij
- zwembrevet
- zwemdok