Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 10-01-2025

GRONDBEWERKINGSWERKTUIGEN

betekenis & definitie

(Fr.: outils à traiter le sol; Du.: Bodenbearbeitungswerkzeuge; Eng.: soil treatment tools), werktuigen die worden gebruikt om grond in een goede cultuurtoestand te brengen, onkruid te bestrijden en mest onder te werken.

Behalve de hier behandelde werktuigen behoren daartoe ook schoffelmachines en aanaarders.

Ploeg.

De ploeg is het belangrijkste grondbewerkingswerktuig. Buiten nog sommige onderontwikkelde gebieden zijn de meeste ploegen zgn. risterploegen met als werkende delen de schaar die de grondbalk (ploegsnede) van onderen lossnijdt, het kouter (een mes of schijf met een scherpe rand), dat de grondbalk verticaal lossnijdt, en het rister, dat de grondbalk omhoogbuigt, draait en omgekeerd neerlegt. Schaar en rister vormen met de ploegzuil waarmee zij aan de ploegboom zijn bevestigd, het ploeglichaam. Daarvoor bevindt zich de voorschaar, die mest, groenbemesting en onkruid onderin de ploegvoor brengt. De ploegdiepte bedraagt meestal 15...26 cm, de ploegbreedte per schaar is ca. 1½ maal de ploegdiepte. De ploegsnelheid varieert bij tractie met 1...3 paarden van 3...4 km h−1 en bij trekkerploegen van 5...8 km h−1.

Rondgaande ploegen keren de grond naar één kant, keerploegen hebben een dubbel stel ploeglichamen die afwisselend naar links en naar rechts ploegen. Naar de wijze waarop de ploeglichamen worden gekeerd onderscheidt men wentel-, kantel-, tuimel-, kip- en tweelingploegen. Normale ploegen hebben meestal maximaal 5 of 6 scharen, stoppelploegen, die veel ondieper werken, 7 of 8. Schijvenploegen hebben grote holle schijven in plaats van scharen en risters.

Frees- en spitmachines.

Een frees dient om de grond los te maken en te verkruimelen. Een frees heeft een horizontale, aangedreven as met haken (hakenfrees), rechte messen (messenfrees) of omgebogen messen (bladenfrees). Een hakfrees is een ondiep werkende, kleine frees, een schoffelfrees werkt nog ondieper, een motorhak is een kleine frees zonder wielen. Een spitmachine heeft spaden die om een horizontale as draaien.

Eggen en cultivators.

Eggen worden gebruikt om geploegde grond te verkruimelen en vlak te maken, zaden en mest onder te werken en onkruid te bestrijden. Een eg heeft meestal een raam van balken, waarin tanden zijn bevestigd. Een onkruideg is een lichte eg met tanden van rondstaal die in elkaar zijn gehaakt. Schudeggen bewegen de tanden dwars op de voortbewegingsrichting heen en weer. Een schijveneg heeft een aantal assen met holle schijven, die de grond oppervlakkig losmaken. Een cultivator bestaat uit een raam met rijen lange, gebogen tanden, die star of stijf maar verend bevestigd zijn, dan wel zelf veren.

Sleep en rol.

Een bouwlandsleep in gebruik voor het fijn- en gelijkmaken van de grond heeft dwarsbalken, meestal voorzien van tanden (tandensleep). Weideslepen dienen om molshopen en mestplakken te verspreiden. Rollen worden gebruikt om de grond aan te drukken. Behalve de gladde rol kent men de cambridgerol die een as heeft met afwisselend gladde en getande ringen om de bovenlaag van de grond niet te glad te maken. Een vorenpakker is een rol met getande schijven, die dient om na het ploegen de ondergrond aan te drukken. Tevens zie Grondverzetwerktuigen.

< >