(Fr.: gomme; Du.: Gummi; Eng.: gum), in water oplosbaar afscheidingsprodukt van kruidachtige planten en bomen, meestal polymere koolhydraten.
De gommen komen als gedroogde produkten in de handel. Zij vormen met water viskeuze, kleverige oplossingen, geleien of pasta’s, die toepassing vinden als bind-, appreteer- en verdikkingsmiddel. De belangrijkste natuurlijke gommen zijn de Arabische en de Australische uit Acacia-soorten, de caroubier- en tragasolgom uit de johannesbroodboom, karayagom uit Sterculia, en tragacantgom uit Astragalus.
Gomharsen zijn planteprodukten die ten dele de eigenschappen van gommen, ten dele die van harsen hebben. Voorbeelden zijn ammoniakgom, moringagom, asafoetida en guttegom.