(Fr.: génératrice; Du.: Generator; Eng.: generator) in de elektrotechniek een element in een elektrisch netwerk dat elektriciteit opwekt op een niet-elektrochemische wijze; deze definitie sluit dus o.a. de accumulator uit. In het algemeen wordt met generator zonder nadere toevoeging een roterende generator (verouderde naam: dynamo) aangeduid, die mechanische energie omzet in elektrische. Dit geschiedt in vermogens van enkele watt (rijwieldynamo) tot enkele gigawatt (turbogeneratoren in elektrische centrales).
De meeste generatoren zijn synchrone machines; als hulpgenerator en voor bepaalde toepassingen worden gelijkstroommachines gebruikt, soms aangedreven door krachtmachines, in andere gevallen door uit het driefasennet gevoede elektromotoren (zie Wardleonardschakeling). De term generator komt voorts onder meer nog voor in de volgende speciale combinaties: magnetohydrodynamische generator, een omzetter waarin energie van een primaire energiedrager (gas) rechtstreeks wordt omgezet in elektrische energie, zonder het tussenstadium van de mechanische energie; en de toongenerator, een elektronisch apparaat dat elektrische trillingen opwekt waarvan de frequentie instelbaar is binnen het akoestische frequentiegebied, en veelal ook de amplitude kan worden gevarieerd.
Generatorbeveiliging.
De grootte van de eenheden, de spanning die wordt opgewekt, en de bedrijfsomstandigheden, zoals parallel bedrijf onderling dan wel met het net, zijn bepalend voor de toe te passen beveiligingsmiddelen alsmede hun instellingen; deze dienen van geval tot geval te worden bepaald.
In het algemeen kan worden gesteld, dat voor kleinere eenheden ook een eenvoudiger beveiligingssysteem wordt toegepast. De beveiliging zal als regel een uitschakelcommando geven zowel aan de generatorschakelaar als aan de schakelaar van de bekrachtigingsketen in enkele gevallen alleen een alarmering.
Beveiligingen tegen uitwendige storingen.
Thermische relais tegen overbelasting.
Aangezien deze relais gelijksoortig zijn aan die welke voor grote elektrische machines worden toegepast, zie Beveiliging.
Maximaal stroom-tijdrelais tegen kortsluiting.
De instelling van deze relais dient normaal te worden gestaffeld (zie Staffeling) met de overige, in de installatie aanwezige soortgelijke beveiligingsmiddelen. Kleine eenheden zijn doorgaans alleen voorzien van deze relais en van een thermisch relais.
Asymmetrierelais tegen scheve belasting, d.w.z. een ongelijke belasting van de drie fasen, die een extra verwarming van de rotor veroorzaakt. De toe te laten asymmetrie hangt af van het generatortype. Het relais is bijv. instelbaar van 7...15% van de nominale stroom IN (toe te passen voor signalering), terwijl een ander type, instelbaar van bijv. 20...40%, een uitschakelcommando geeft.
Terugwattrelais dienen tegen het werken als motor, waardoor de aandrijvende machine kan worden beschadigd. Aangezien men hier met een symmetrisch geval heeft te maken, kan volstaan worden met een beveiliging in een fase. Het terugwattrelais moet van een tijdvertraging worden voorzien, om ongewenste afschakeling o.a. bij parallel schakelen, te voorkomen. De loop als motor is echter wel enkele seconden toelaatbaar. Het aanspreekvermogen is bijv. van 1...5% van het nominale vermogen instelbaar, de tijdvertraging van 0,2...5 s. Deze dient hoger te zijn dan die van het maximaal stroomtijdrelais, aangezien het relais niet behoort aan te spreken op sluitingen in de generator.
Maximaal spanningsrelais dienen tegen spanningverhogingen, zoals door het wegvallen van de belasting, of een defect in de toerenregeling. Kleine spanningverhogingen kunnen vertraagd, grotere moeten direct worden afgeschakeld. Het relais mag niet op de spanningtransformator van de spanningregelaar worden aangesloten, doch bijv. op die van de meetinstrumenten. De instelling (1...1,6 UN) dient zodanig te zijn, dat het relais niet reageert op spanningvariaties ten gevolge van belastingveranderingen bij normaal bedrijf.
Beveiligingen tegen inwendige storingen.
Differentiaalrelais tegen inwendige sluitingen, zoals kort-, dubbele aard-, aard- en windingsluitingen. De aanspreekstroom is instelbaar van 10...22% IN de aanspreekverhouding van 5...20%.
Rotoraardsluitbeveiliging (alleen signalering). Bij een aardsluiting in de rotor is geen direct gevaar aanwezig, wel bij een dubbele aardsluiting. De rotorwikkeling wordt op een punt via een hulptransformator, in combinatie met een condensator en een maximaalstroomrelais, geaard. De grootte van de hulpspanning en de minimaal toegelaten isolatieweerstand van de rotor zijn bepalend voor de instelling van het relais.
Aardsluitbeveiliging voor de stator.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden zijn diverse schakelingen mogelijk. Er dient steeds een selectieve afschakeling plaats te vinden, d.w.z. de beveiliging moet alleen bij een aardfout in de generator functioneren en niet bij fouten in het net. Hiertoe dienen richtingrelais te worden toegepast. Bij een generator die in normaal bedrijf parallel geschakeld is aan bijv. het openbare net dient als extra beveiliging een minimumfrequentierelais te worden opgenomen. Dit doet de verbinding met dat net verbreken als de netspanning wegvalt. Indien het vermogen dat de generator dan aan het eigen net moet leveren groter is dan het opgewekte vermogen, zou de frequentie blijvend te laag (kunnen) worden. Om dit te voorkomen kan het frequentierelais tevens een commando geven voor het afschakelen van een deel van de belasting. De frequentie blijft dan op peil en er kan weer parallelgeschakeld worden met het openbare net zodra de netspanning weer terugkeert. Minimaal-spanningrelais worden gebruikt in plaats van frequentierelais, in die gevallen waar een frequentiedaling gepaard gaat met een sterke spanningdaling, waardoor een goed functioneren van het relais niet meer is gewaarborgd.
In installaties met eigen opwekking, welke parallel werken met het net van een elektriciteitsbedrijf, dient men er rekening mee te houden dat indien men alleen op het eigen bedrijf overgaat veelal een aanzienlijk lagere kortsluitstroom kan worden bereikt. Na 2...3 s, afhankelijk van de tijdconstante van de generator, heeft men met de stationaire kortsluitstroom te maken, aangezien de sluitingen in de eigen installaties zich altijd ‘in de buurt’ van de generator bevinden. Men zal noodgedwongen soms op iets langere tijdinstellingen van de relais moeten overgaan.