(Eng.) omzetter van elektrische energie die werkt volgens het principe van overdracht van energie in discrete kwantiteiten die uit een energiebron betrokken worden, en overgedragen naar de uitgang van het systeem.
Deze pulserende stroom van energie wordt door een filter afgevlakt en vervolgens aan de belasting toegevoerd; de bijbehorende uitgangsspanning is eveneens afgevlakt (afb. 1). Het proces wordt in de praktijk gerealiseerd door elektrische energie aan een bron met een spanning E te onttrekken en deze energie op te slaan in een inductief element in de vorm van magnetische energie. De energie wordt vervolgens omgezet in elektrische energie die aan de belasting wordt toegevoerd.
In afb. 2 is een circuit weergegeven dat het beschreven mechanisme uitvoert met de bijbehorende karakteristieke golfvormen. Door de transistor Q in te schakelen, neemt de stroom i door de spoel L toe, waardoor in deze spoel energie wordt opgeslagen. Wordt Q uitgeschakeld dan keert de polariteit van de spanning over deze spoel om. De grootte ervan neemt verder toe totdat de diode D gaat geleiden en het uitgangscircuit, bestaande uit de filtercondensator C en de belastingsweerstand R, de energie die is opgeslagen in de spoel L, opneemt. Indien het systeem cyclisch stabiel is, geldt in het ideale geval U0/E = T0/T indien de energie in de spoel per periode volledig aan de belasting overgedragen wordt. De nominale uitgangsspanning van de Converter U0 zal groter zijn dan de voedende spanning E. De beperking U0 > E kan worden vermeden door een afzonderlijke wikkeling w2 op het magnetische circuit van de spoel L aan te brengen zoals afgebeeld is in afb. 3. Het uitgangsfilter en de belasting worden nu op de tweede wikkeling aangesloten. De eigenschappen van deze omzetter blijven vergelijkbaar met die van de flyback converter, waarbij nu:
1. een galvanische scheiding tussen de ingangs- en uitgangsklemmen is verkregen; en
2. de uitgangsspanning U0 in grootte en polariteit onafhankelijk is van de bronspanning E. Het magnetische element L heeft de eigenschappen van een spoel, daar de beide gescheiden wikkelingen w1 en w2 op geen enkel tijdstip gelijktijdig stroom voeren (zie Splitinductor).