(Fr.: écologie; Du.: Ökologie; Eng.: ecology) of oecologie, in de biologie een tak van wetenschap die de betrekkingen bestudeert welke organismen onderhouden met hun zowel levende als levenloze omgeving, en die tot uiting komen op verschillende organisatieniveaus (cel, orgaan, individu, populatie en levensgemeenschap). Pas na 1900 kreeg de ecologie haar plaats als zelfstandig onderdeel van de biologie. Men onderscheidt thans auto-ecologie. populatie-ecologie en synecologie.
Auto-ecologie is de ecologie van het individuele organisme. Vanaf zijn intrede in de wereld wordt het zich ontwikkelende individu beïnvloed door de op hem inwerkende fysische en chemische factoren van het milieu. De omgeving heeft een grote invloed op de snelheid waarmee en de wijze waarop de ontwikkeling verloopt en ook wanneer een organisme volwassen is, blijven omgevingsfactoren zijn levensverrichtingen beïnvloeden. De auto-ecologie bestrijkt gebieden die ook in andere takken van de biologie worden bestudeerd, zoals de ontwikkelingsgenetica, de experimentele embryologie, de fysiologie en de ethologie, waarbij het echter om het genetische, embryologische of ethologische verschijnsel gaat. Zo bestudeert de ontwikkelingsgenetica in de eerste plaats de werking van de erffactoren in de embryonale ontwikkeling; de bestudering van de invloed van veranderingen in de milieufactoren is slechts een middel om deze processen beter te begrijpen; in de ecologie echter staan juist de betrekkingen met het normale milieu in het middelpunt; het gaat daarbij vooral om het functioneren van het gehele organisme in verband met zijn milieu, niet om organen, weefsels en cellen. Inzake het verband tussen het individuele organisme en zijn omgeving kan men zich afvragen welke eigenschappen in bouw en levensverrichtingen het mogelijk maken dat een organisme zich in zijn woonplaats handhaaft en bepalen of het hiervoor een bijzondere geschiktheid bezit.
Populatie-ecologie houdt zich bezig met groepen organismen van één soort. Een organisme vormt met soortgenoten die dezelfde omgeving bewonen een populatie. Deze heeft als zodanig bepaalde eigenschappen die men niet aan een individu toekent, zoals populatiedichtheid en een geboorten- en sterftepercentage. De populatie-ecologie gaat de invloed na van klimaat, voeding, roofvijanden, parasieten, concurrenten enz. op sterfte- en geboortencijfers alsmede leeftijdsopbouw in afhankelijkheid van de bevolkingsdichtheid. Hieruit is het mogelijk zich een beeld te vormen van het belang van de verschillende factoren op de bevolkingsdichtheid van de soort en van de wijze waarop de populatie zich handhaaft.
Veranderingen in de erfelijke samenstelling van de populatie vormen het studieobject van de populatiegenetica. De oorzaken van de natuurlijke selectie liggen echter in de verschillen in geschiktheid van de in erfelijke eigenschappen verschillende individuen voor de omgeving van de populatie; op grond hiervan speelt de ecologie een belangrijke rol in de evolutietheorie.
De in de auto-ecologie en in de populatie-ecologie verkregen gegevens zijn van groot belang voor het verklaren van de verspreiding van de organismen over de aarde (verspreidingsecologie); daarbij moeten echter ook historische factoren worden betrokken.
De populatie-ecologie, die ook te maken krijgt met de invloed van populaties van andere organismen (voedsel, roofvijanden, concurrenten), leidt tot inzicht in de levensgemeenschap (biocoenose) van organismen in een zelfde omgeving. De onderlinge relaties tussen de samenstellende organismen daarvan en de relaties van de levensgemeenschap-als-geheel met de levenloze omgeving worden bestudeerd in de synecologie. Doordat de meeste planten aan een vaste groeiplaats zijn gebonden, in tegenstelling tot de meeste dieren, is de synecologie in de plantkunde het verst ontwikkeld.
De levensgemeenschap vormt met de levenloze omgeving een ecosysteem: daaruit worden energie en bouwstoffen betrokken die onontbeerlijk zijn voor het leven. De wijzen waarop zij de levensgemeenschap binnenkomen, doorlopen en verlaten, moeten worden nagegaan, zowel wat de aard als wat de omvang van de processen betreft. Het ecologisch onderzoek is van groot belang voor het welzijn en het voortbestaan van de mens. Het is belangrijk voor een goede bedrijfsvoering in landbouw en veeteelt en voor een optimale exploitatie bij bosbouw, jacht en visserij. Kennis van de ecologie van schadelijke en ziekteverwekkende organismen is noodzakelijk voor hun bestrijding.
De mens is in staat grote invloed uit te oefenen op zijn milieu. Voor zijn voortbestaan is het noodzakelijk dat dit zodanig gebeurt dat de fundamentele processen in zijn ecosysteem blijven functioneren. De ecologie moet daarom de grondslag zijn van een wetenschappelijk milieubeheer.