(Fr.: coefficient de débit; Du.: Durchflusskoëffiziënt; Eng.: coefficient of flow) of afvoercoëfficiënt, in de stromingsleer de coëfficiënt van de afvoer door de orifice van een met vloeistof gevuld vat.
Als Φth de theoretische afvoer voorstelt, dan geldt Φth = Av, waarbij A de doorstromingsoppervlakte is van de orifice en v de theoretische doorstroomsnelheid, volgens Torricelli: v = √2gh, waarin h het hoogteverschil is tussen de vloeistofniveaus binnen en buiten het vat. Door stroomlijncontractie en viscositeit wordt de werkelijke afvoer Φw echter μ maal zo klein, dus Φw = μΦth waarbij μ (kleiner dan 1) de doorstromingscoëfficiënt is. Deze is afhankelijk van de contractiecoëfficiënt Cc en de snelheidscoëfficiënt Cv, nl.:
μ = CcCv.
De eerste factor geeft de verhouding aan van de dwarsdoorsnedeoppervlakte van de straal en die van A, de tweede die tussen de werkelijke vloeistofsnelheid en de theoretische volgens Torricelli; voor een cirkelronde orifice met scherpe randen is μ = 0,61. De doorstromingscoëfficiënt speelt ook een rol bij afvoeren over overlaten (in dat geval weircoëfficiënt genoemd) en bij vloeistofvolumemeters.