(Fr.: Dévonien; Du.: Devon; Eng.: Devonian), de vierde systeemperiode van het Paleozoïcum (zie Geologische tijdschaal) met 345 en 395 miljoen jaar als geochronologische grenzen. Oorspronkelijk genoemd naar afzettingen in Devonshire, zijn de verdere onderverdelingen van het Devoon in Europa gebaseerd op de minder gestoorde en mooie ontsluitingen in de Ardennen en het leisteenplateau van de Rijn, hetgeen de naar Belgische lokaliteiten genoemde tijdsneden en etages verklaart.
In Nederland is het Devoon niet aangeboord; men verwacht het op matige diepte in Zuid-Limburg.De ‘Old Red Sandstone’, een der meest bekende geologische formaties, is van Devoonouderdom. Het is een opeenvolging van continentale roodkleurige, detritische afzettingen, soms opgevat als woestijnafzettingen, maar denkelijk gevormd in een warm klimaat met seizoenregens. Deze afzettingen komen voor in troggen tussen de Caledonische gebergten die het afbraakmateriaal leverden en liggen duidelijk niet conform op de rotsen van Siluurouderdom of oudere gesteenten. De ‘Old Red Sandstone’ komt over een enorm gebied voor van Canada tot de Oeral, het zgn. Red-Sandstonecontinent, wat een argument is voor de continentverschuiving.
Tektonisch is het Devoon gekarakteriseerd door verschillende plooiingsfasen o.a. een laat-Caledonische (met zure eruptieve gesteenten) in het begin en een vroeg-Hercynische (basische effusiva omgevormd tot groenstenen), terwijl de Bretonse fase van de Hercynische plooiingen het Devoon afsluit.
Paleontologisch was het Devoon zeer belangrijk: de eerste landplanten verschenen (vooral de oer-vaat-cryptogamen, paardestaartachtigen en later oervarens en wolfsklauwen); in het Boven-Devoon kwamen bomen en zelfs bossen voor. Het Devoon wordt ook de tijd van de vissen genoemd, daar voor het eerst een groep vertebraten een belangrijke plaats in de organische wereld innam (o.a. de primitieve bodembewonende kaaklozen, de pantservissen, de uitbreidende kraakbeenvissen en de opkomende beenvissen).
Evolutief was vooral het ontstaan in het Laat-Devoon van de eerste landdieren (tweeslachtigen) uit de kwastvinnige vissen uiterst belangrijk.
Stratigrafisch vormen de verschillende soorten Brachiopoda goede gidsfossielen. Verder kende men de solitaire en kolonievormende koralen met ook de Stromatoporoïdea als rifbouwers en de Crinoïdea die opbloeiden. Cephalopoda traden op in kenmerkende vormen.
Economisch is het Devoon van belang als reservoirgesteente voor aardolie in Amerika, de tinafzettingen van Cornwall en de marmers (o.a. in België), steenslag, leien, dolomiet enz.