(Fr.: destruction; Du.: Zerstörung, Zersetzung; Eng.; destruction), in het algemeen: afbraak, vernietiging; in het bijzonder de verwerking van dierlijk afvalmateriaal tot nuttige produkten in een speciale autoclaaf (destructor). Het materiaal wordt verkleind in grote autoclaven gebracht, waar het onder druk door stoom wordt verhit (tot max. 130 °C) tot alle micro-organismen en hittevaste sporen zijn gedood.
Door de bewerking komen vetten uit de weefsels vrij en lossen verbindende lijmstoffen op. De belangrijkste eindprodukten zijn technisch vet; lijm en diermeel, die als grondstoffen in de industrie of de mengvoederhandel hun weg vinden. In sommige typen destructor verwerkt men bloed afzonderlijk; ook worden andere diersoorten gedestrueerd, zoals vis (puf) en walvisvlees, die ook eiwitrijke voedermiddelen opleveren.Bij de stikstofbepaling volgens Kjeldahl (chemische analyse) wordt organische stof gedestrueerd met zwavelzuur en fosforpentoxide, met kwik als katalysator. De stikstof gaat hierbij over in ammoniak die met zwavelzuur ammoniumsulfaat vormt.