Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 23-12-2024

DEFIBRILLATOR

betekenis & definitie

(Fr.: défibrillateur; Du.: Defibrillator; Eng.: defebrillator), instrument dat tot doel heeft het beëindigen van ongecoördineerd samentrekken van de hartspiervezels (fibrillatie) dat kan optreden bij een aantal hartafwijkingen door het toedienen van een elektrische stroomstoot. Ook door het vloeien van elektrische stroom door het hart kan fibrillatie optreden (zie Elektrokutie).

Men onderscheidt fibrillatie van de hartkamers (ventrikelfibrillatie) en die van de boezems (atriumfibrillatie). De hartspiervezels trekken bij fibrillatie ongecoördineerd samen, waardoor de pompwerking van het hart kan wegvallen en binnen enkele minuten een zodanig tekort aan zuurstof in de hersenen ontstaat dat de dood intreedt. Met een defibrillator kan men een korte stroomstoot door het hart doen vloeien, waardoor samentrekking van de hartspier plaatsvindt. Het hart zal zich daarna in de normale prikkelfrequentie samentrekken.

Hoewel sinds 1930 defibrillatoren volgens het wisselstroom- en het gelijkstroomprincipe zijn ontwikkeld, worden alleen de laatstgenoemde nu nog toegepast. Het principeschema van een gelijkstroom-defibrillator is geschetst in afb. 1, de stroomimpuls in afb. 2. In laatstgenoemde afbeelding zijn de componenten L en C zo gekozen dat een kritisch gedempte impuls ontstaat. Bij uitwendige defibrillatie vloeit ca. 20% van de stroom door het hart.

Met een aantal instrumenten kan zowel extern (op de borstkas) als intern (direct op het hart) worden gedefibrilleerd. Hierbij wordt van verschillende typen elektroden gebruik gemaakt; ook de benodigde hoeveelheid energie verschilt. Bij boezemfibrillatie is de pompwerking van de kamers nog aanwezig. Om kamerfibrillatie te voorkomen dient de defibrillatie-impuls op een bepaald moment in de hartcyclus te worden toegediend. Hiervoor is een synchronisatie-eenheid noodzakelijk, die de elektrische activiteit van het hart (elektrocardiogram, ECG) als ingangsspanning gebruikt (afb. 3).

< >