Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 23-12-2024

DAKBEDEKKING

betekenis & definitie

(Fr.: couverture de toit; Du.: Dachdeckung; Eng.: roof covering, roofing), de buitenste laag van een dak, die water- en sneeuwdicht moet zijn; verder: winddicht, thermisch isolatievermogen, onbrandbaar, licht en duurzaam. Aangezien geen enkel dakbedekkingsmateriaal de genoemde eigenschappen optimaal bezit, betekent de keuze ervan steeds een compromis.

Verreweg de belangrijkste dakbedekking wordt gevormd door dakpannen. Monumentale gebouwen zijn vaak gedekt met leien uit natuursteen, ook in de wongingbouw te gebruiken naast asbestcementleien, leipannen en asfaltbitumen schindels. Voor schuren, eenvoudige bungalows enz. komt asfaltbitumenpapier in aanmerking. Dakleer is een overeenkomstig materiaal, doch voorzien van een zwaardere viltlaag, soms textielvezels of glasvlies, en gewoonlijk afgestrooid met zaagsel. Zinkplaat wordt, gezien het corrosiegevaar, vrijwel alleen nog gebruikt voor sterk hellende gedeelten van geknikte daken; lood voor plaatselijke bedekking van vorsten, kepers e.d. Koper wordt incidenteel gebruikt, vooral ter wille van het decoratieve effect van het groene patina. Riet, in mindere mate stro, is een klassiek dakbedekkingsmateriaal van boerderijen en woonhuizen. Het heeft als grootste nadelen de brandbaarheid en de eis van regelmatig, liefst jaarlijks onderhoud. Gegolfd plaatstaal en gegolfde asbestcementplaat vormen, met geprofileerde aluminiumplaat, en verzinkte geprofileerde staalplaat met kunststofbescherming, specifiek een dakbedekkingsmateriaal voor loodsen. Fijn gegolfde, gesatineerde plaat van kunststof wint veld voor toepassing op plaatsen waar voorheen gewapende glasplaat werd gebruikt.Platte daken worden meestal voorzien van een tweetal lagen asfaltbitumenpapier, onderling goed verkit, bedekt met een opgegoten laagje mastiek en met fijn grind. Tevens worden steeds meer kunststofmaterialen toegepast.

< >