(machinebouw) (Fr.: condenseur; Du.: Kondensator; Eng.: condenser), een apparaat voor het condenseren van dampen; bij stoommachines en turbines het toestel dat de afgewerkte stoom ontvangt en tot water verdicht door afkoeling; in de procesindustrie een apparaat dat de dampen in een destilleerkolom, een verdamper, een droger enz. vaak partieel neerslaat en condenseert. Bij koelmachines is de condensor het onderdeel waarin de onder druk gebrachte dampen van het koelmedium worden afgekoeld en vloeibaar worden.
In de procesindustrie worden vacuümcondensors toegepast. Het condensaat daarvan moet kunstmatig worden verwijderd, meestal met een pomp. Bij mengcondensors komen de dampen en/of de stoom in direct contact met het water, slaan neer en worden met het water afgevoerd; dit is alleen toelaatbaar als het condensaat het koelwater niet zodanig verontreinigt dat aantasting van het milieu is te vrezen. Bij de oppervlaktecondensors blijven stoom en/of dampen door scheidingswanden gescheiden van het koelwater. Zij bevatten voor het stoombedrijf meestal grote pijpbundels, waardoor het koelwater stroomt; daaromheen condenseert de stoom. Het condensaat, gedestilleerd water, is uitstekend als ketelvoedingwater te gebruiken.