(Fr.: compression; Du.: Kompression; Eng.: compression), in het algemeen samendrukking; in de thermodynamica vermindering van het volume van een vast lichaam, een vloeistof of een gas door verhoging van een alzijdige druk.
De compressibiliteit is een maat voor de samendrukbaarheid van stoffen; de compressiemodulus is de soortelijke samendrukbaarheid.
In de motortechniek is compressie de maximale druk die in een cilinder van een verbrandingsmotor heerst wanneer de zuiger in het bovenste dode punt is gekomen. Bij zuigerstoommachines is compressie de samendrukking van de nog in de cilinder aanwezige afgewerkte stoom als de uitlaat gesloten is.
In de telecommunicatietechniek is compressie de naam van een aantal technieken die (met expansie) ten doel hebben de ruisgevoeligheid van de overdracht te verminderen. Compressie is het verminderen van de dynamiek van een uit te zenden signaal met een compressor; expansie het herstellen van de dynamiek na ontvangst met een expander. De totale bewerking wordt ook wel aangeduid met de naam compansie.
Bij korte-golfradiotelefonie gebruikt men o.a. de compressiesystemen FRENA (frequentie-amplitude) en LINCOMPEX (linked compression and expansion). Beide maken gebruik van het feit dat voor de verstaanbaarheid van spraak slechts informatie over de toonhoogte van het signaal nodig is. Om ruis in de spreekpauzes te voorkomen moet men ook informatie hebben over de omhullende van het signaal. Deze frequentie- en omhullende-informatie worden via afzonderlijke kanalen in de telefoonband verzonden. De frequentie-informatie bevat slechts gegevens over de ligging van de nuldoorgangen in het signaal (nuldoorgangenkanaal) en wordt verkregen door begrenzing van het signaal. De omhullende (amplitude-informatie) wordt gebruikt om het nuldoorgangenkanaal af te sluiten, als er aan de zendzijde geen spraaksignaal aanwezig is (regelkanaal of pilootkanaal). Bij FRENA wordt de frequentie-informatie verkregen door het spraaksignaal eerst met 50 kHz te moduleren en dan te begrenzen; de amplitudeinformatie door omhullende-detectie en een laagdoorlaatfilter met een afsnijfrequentie van ca. 100 Hz (afb. 1).
Bij LINCOMPEX wordt de frequentie-informatie rechtstreeks verkregen door begrenzing; de amplitude-informatie door omhullende-detectie, een laagdoorlaatfilter tot 15 Hz, waarna dit signaal frequentie wordt gemoduleerd op een draaggolf van 2900 Hz met een zwaai van 120 Hz (afb. 2).
Met beide systemen kan men verstaanbare overdracht verkrijgen als het niveau van het signaal op de radioweg slechts enkele decibels hoger is dan van de ruis.
Een andere vorm van compressie treft men aan bij pulscodemodulatie.
Uit de audiotechniek is een compressiesysteem bekend: DOLBY; zie Ruisonderdrukking.