Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 23-12-2024

CHEMISCHE INDUSTRIE

betekenis & definitie

(Fr.: industrie chimique; Du.: chemische Industrie; Eng.: chemical industry), industrie die in feite is begonnen toen voor het ontsluiten van ertsen en mineralen (bijv. fosfaten) en het opwerken en raffineren van natuurprodukten (als katoen en vette oliën) anorganische chemicaliën (als natronloog, soda, zwavelzuur en salpeterzuur) nodig werden.

De ontwikkeling van de teerkleurstoffen heeft de aanzet gegeven tot de uitgroei van de organisch-chemische industrie. Steenkoolteer met zijn aromatische koolwaterstoffen, fenolen en stikstofbasen vormde in eerste instantie de grondstof voor de kleurstof- en de farmaceutische industrie, maar verder ook voor de vervaardiging van explosieven, harsen, desinfectanten, looistoffen, was- en oplosmiddelen. Behalve teer werd het cokesovengas meer en meer gebruikt voor de chemische industrie. In Duitsland ontwikkelde de chemische industrie zich in snel tempo, vooral toen in 1914 met de hoge-drukammoniaksynthese uit waterstof en luchtstikstof katalytische processen op grote schaal werden ingevoerd.

In de jaren dertig werden de synthetische produkten met een grote molecuulmassa (kunststoffen) geboren die thans een belangrijke rol spelen in de textiel-, verf-, rubber-, verpakkings-, bekledings- en bouwindustrie. Petroleum ging de rol van de steenkool als basisgrondstof voor de chemische industrie overnemen; de ‘carbochemie’ ging over in de ‘petrochemie’.

Meer dan 90% van alle organisch-chemische produkten worden nu uit petroleum en aardgas vervaardigd. De voordelen van deze basisgrondstoffen voor de chemische industrie ten opzichte van de vaste fossiele brandstoffen zijn dat zij goedkoper en gemakkelijker te transporteren zijn en hoofdzakelijk bestaan uit alifatische en cyclische koolwaterstoffen die via substitutie- en additie reacties relatief gemakkelijk in de gewenste chemische produkten kunnen worden omgezet.

Nu de beschikbaarheid op lange termijn en de sterk stijgende prijzen van petroleum en aardgas in het geding zijn, ligt het voor de hand wederom prioriteit te geven aan de vaste fossiele brandstoffen. Door het uitgesproken aromatische karakter van steenkool (ontstaan tijdens het inkolingsproces) leent deze grondstof zich zelfs beter dan aardolie voor de bereiding van aromatische chemicaliën. Door destructieve hoge-drukhydrogenering (hydrocracking) kunnen de vaste brandstoffen omgezet worden in vloeibare koolwaterstoffracties die veel overeenkomst vertonen met petroleumprodukten. Door droge destillatie in cokesovenbatterijen worden cokesovengas, teer en cokes verkregen.

Cokesovengas en cokes (in eerste instantie van belang voor de fabricage van ijzer in hoogovens) kunnen via watergas door middel van het fischer-tropochproces in alkanen (paraffinen) en alkenen (olefinen) met laag en met hoog kookpunt worden omgezet, waardoor de vaste brandstoffen voor de bereiding van alle ‘petrochemicals’ toegankelijk worden. Door de stijging der prijzen van de brandstoffen zullen ook de jaarlijks terugkerende agrarische produkten (indirect gebruik van zonne-energie) zoals suiker, aardappelmeel en plantaardige vette olie een betere kans krijgen als grondstof voor bepaalde groepen van organisch chemische produkten (de zgn. ‘sucrochemicals’ en ‘fatchemicals’).



Omvang van de chemische industrie.

Vooral na de Tweede Wereldoorlog heeft de chemische industrie een enorme vlucht genomen. Tussen 1950 en 1968 groeide de omzet van de chemische industrie in de gehele wereld van 30 miljard naar 145 miljard US-dollar (ca. 5 maal). Per jaar bedroeg de groei gemiddeld 9%. Indien de groei zich tot 2000 met gemiddeld 7% zou voortzetten, zou in 2000 de omzet 1260 miljard dollar bedragen. Echter moet worden verwacht dat deze groei in de toekomst geringer zal zijn (energiecrisis van 1973; groeiende bewustwording van de dreigende schaarste aan grondstoffen). De rol die Duitsland speelde als belangrijkste producent van chemische stoffen is na de Tweede Wereldoorlog door de Verenigde Staten van Amerika overgenomen. De EEG-landen hebben de achterstand in de laatste twee decennia weer vrijwel ingelopen. Nog sterker groeide de chemische industrie in Japan en de Sovjet-Unie gedurende deze jaren.

In Europa komt Nederland op de vijfde en België op de zesde plaats. De ontwikkeling in beide landen loopt geheel parallel met die in de grote omliggende landen. Voor beide landen is de export van chemische produkten zeer belangrijk; de binnenlandse markt is veel te gering voor de omvangrijke produktie.

De chemische industrie is in het algemeen weinig arbeidsintensief, daarentegen zeer kapitaalintensief. Door de enorme schaalvergroting van de fabrieksinstallatie is de investering per werknemer van ca. 3000 US-dollar gestegen tot ca. 100.000 dollar in de petrochemische industrie. De chemische industrie geeft tevens veel werk aan de metaal- en aan de elektronische industrie. Research- en ontwikkelingswerk (R en D) spelen in de chemische industrie een zeer belangrijke rol. Berekend op de omzet wordt gemiddeld ca. 4% aan R en D uitgegeven. In Nederland liggen de uitgaven wat hoger door de concentratie van grote researchlaboratoria van de ‘multinationals’.

Tussen 1950 en 1968 groeide de omzet van de chemische industrie met 9% per jaar; in sommige sectoren, speciaal die der kunststoffen, was deze groei nog veel geprononceerder. Interessant is ook de ontwikkeling van de half- en geheel-synthetische textielvezels in vergelijking met die van katoen en wol. Waar het rubber betreft heeft de produktie van synthetische rubbers die van de natuurrubbers overtroffen.

De farmaceutische industrie heeft eveneens een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt. In 1968 bedroeg de wereldproduktie aan geneesmiddelen 17,4 miljard US-dollars na een gemiddelde groei per jaar van 11,4 % (Japan 18,5%, EEG 12,5%).

Op anorganisch gebied valt te wijzen op het zesvoudige verbruik van aluminium rond 1970 in de Verenigde Staten van Amerika ten opzichte van 1950 en op een nagenoeg gelijke groei van het wereldverbruik van kunstmest, in het bijzonder van stikstofhoudende. De talrijke produkten die de chemische industrie voortbrengt ter bevrediging van onze vitale levensbehoeften hebben een zodanige plaats veroverd, dat zij niet meer uit onze samenleving weggedacht kunnen worden.

Ontegenzeggelijk brengt de enorme schaalvergroting gevaren met zich mee, maar dit geldt evenzeer voor het verkeer. Naast branden en explosies kunnen lucht-, water- en bodemverontreiniging veroorzaakt worden door de chemische industrie, doch de daaraan ten grondslag liggende tekortkomingen kunnen technisch verholpen worden. De industrie besteedt reeds grote aandacht aan het onderdrukken van milieuvervuiling, ten dele daartoe genoopt door wettelijke maatregelen en toezicht van overheidsinstanties.

< >