(Fr.: chalut à perche; Du.: Baumkurre; Eng.: beam trawl), gesleept vistuig, o.a. in de Noordzee toegepast voor de vangst van garnalen en platvis, bestaande uit een zakvormig net dat aan de voorkant wordt opengehouden door een samenstel van in elkaar passende stalen pijpen (de boom ofwel korrestok) die aan de uiteinden door stalen sleeën (sloffen, schoenen) ondersteund worden. De sloffen houden de boom op ca. 50...70 cm afstand boven de zeebodem.
De boomkor heeft als kenmerk dat de vangopening onder alle omstandigheden constant blijft. Voorts zie Visserij.
Garnalenkotters (100...300 kW) vissen met een lichte boomkor waarvan het net bestaat uit netwerk met een maaswijdte van 4 cm in het voornet, afnemend tot 2,6 cm in de kuil. De buik van het net -wordt door een klossenpees op enige afstand boven de zeebodem gehouden om het opvissen van bodemvuil enz. te voorkomen.
Kotters (200...1500 kW) die de visserij op platvis beoefenen slepen naast de boomkor een aantal zgn. wekkers over de zeebodem die de platvis uit de zeebodem opjagen. Het net is opgebouwd uit netwerk met een maaswijdte van 24 cm in het voornet, afnemend tot 7,5 cm in de kuil.
In een zeegebied met gletsjerstenen op de bodem wordt voor de vangopening een kettingmat aangebracht.