elektrische schakeling voor het meten van vermogens in draaistroomnetten met drie geleiders, waarbij twee vermogensmeters worden gebruikt (zie afb.).
Zijn uR(t), uS(t) en uT(t) de fasespanningen in het draaistroomnet (ten opzichte van een gekozen nulpunt), en iR(t), iS(t) en iT(t) de fasestromen, dan bedraagt het momentele vermogen P(t), dat door het draaistroomsysteem wordt overgebracht:
P(t) = uR(t) iR(t) + uS(t) iS(t) + uT(t) iT(t)
waarvoor via de betrekkingen
iR + iS + iT = 0
uRS(t) + uR(t) − uS(t)
uTS(t) = uT(t) − uS(t)
kan worden geschreven:
P(t) = uRS(t)iR(t) + uTS(t)iT(t)
met andere woorden juist de som van de vermogens, die door de meters in de afgebeelde schakeling worden gemeten. Deze meten dus samen het door het draaistroomnet getransporteerde vermogen, ongeacht eventuele verschillen tussen de fasespanningen en/of fasestromen. Aanwijzende meters kunnen echter door hun traagheid de fluctuaties van P(t) niet volgen; zij wijzen dus de over de tijd gemiddelde waarde van dit vermogen aan.