(Fr.: anomalie; Du.: Anomalie; Eng.: anomaly), in het algemeen een afwijking van het normale, de regel, het algemeen voorkomende, het theoretisch berekende of de gewoonte. De term wordt in vele wetenschappen gebruikt, meestal ter aanduiding van allerhande, een object of verschijnsel kenmerkende afwijkingen, soms in een meer gespecificeerde betekenis.
Zo duidt men in de astronomie met de term anomalie een der poolcoördinaten aan waarmee de positie van een planeet in haar baan kan worden vastgelegd. Volgens een der wetten van Kepler doorlopen de planeten ellipsbanen, waarbij de zon in een der brandpunten staat. Het punt van de baan waarin de afstand van de planeet tot de zon het kleinst is, heet perihelium, het andere uiteinde van de halve grote as heet aphelium. Onder de ware anomalie verstaat men meestal de hoek planeet-zon-perihelium, gemeten met de beweging van de planeet mee (in goniometrisch positieve zin) van 0° tot 360°. De andere poolcoördinaat waarmee de positie van de planeet wordt vastgelegd, is de radiusvector: de verbindingslijn zon-planeet.
De middelbare anomalie M is de hoek die een planeet vanaf zijn perihelium heeft afgelegd, indien men onderstelt dat zijn baan een cirkel is met de zon in het middelpunt van de cirkel en dat zijn baan eenparig doorloopt in de tijd van een volle periode T. Deze maat wordt ingevoerd omdat astronomen veelal niet geïnteresseerd zijn in de precieze vorm van de baan maar wel in de wijze waarop de baan in de tijd doorlopen wordt. Veronderstellen we dat de planeet op het tijdstip t0 het perihelium is gepasseerd (dat nu niets anders is dan een vast aangenomen punt op de cirkelbaan, vanuit de zon gezien in dezelfde richting gelegen als het perihelium van de ellipsbaan), dan is op het tijdstip t zijn middelbare anomalie (in radialen):
M = 2𝜋(t − t0)/T
De excentrische anomalie E is een andere hoek die men gebruiken kan om de positie van een planeet op zijn ellipsbaan om de zon vast te leggen (zie afb.). Men projecteert daartoe (in de richting van de korte as van de ellips) de beweging van de planeet op een cirkel met een straal die gelijk is aan de halve lange as van de ellips. Het middelpunt van deze cirkel valt samen met het centrum van de ellips. De hoek die de voerstraal van het middelpunt naar de projectie op de cirkel maakt, is de excentrische anomalie E. De ellips kan nu in parametervorm gegeven worden door:
x = a cos E ln y = b sin E
Het verband tussen E en de middelbare anomalie M wordt gegeven door de vergelijking van Kepler:
M = E − e sin E
waarin e de excentriciteit van de planetenbaan is. Deze vergelijking is bij de planeten door reeksontwikkeling op te lossen. De ware anomalie v is de hoek die een planeet vanaf haar perihelium heeft afgelegd, gezien vanuit de zon. Aangenomen wordt dat een planeet haar ware ellipsbaan doorloopt onder uitsluiting van eventuele storingen door andere planeten.
Voor alle drie anomalieën geldt dat de waarde 0 aangenomen wordt in het perihelium en de waarde 𝜋 in het aphelium. Het verband tussen v en de middelbare anomalie M is via E af te leiden:
v = E + e sin M = M + 2e sin M
Met anomalie van kristallen bedoelt men kristallen die van hun regelmatige bouw afwijken en zich dienovereenkomstig ook fysisch en morfologisch een anomaal gedrag vertonen. In de geofysica zijn anomalieën de gemeten afwijkingen van geofysische grootheden (zwaartekracht, magnetisch veld enz.) ten opzichte van de normale waarden. Het zijn vooral deze afwijkingen en de gebieden waarin ze voorkomen die van belang zijn in de geofysische prospectie. Men onderscheidt o.a. de magnetische en de verschillende zwaartekrachtanomalieën (vrije lucht, bouguer- en isostatische anomalieën).