(Fr.: remblai; Du.: Erdkörper; Eng.: road-bed, earth foundation), het lichaam dat dient tot grondslag voor een spoor- of autoweg, bij voorkeur bestaande uit zand en steenhoudende materialen.
Bij de aanleg wordt eerst de humusrijke bovenlaag verwijderd. Bij goede ondergrond wordt vervolgens het aardebaanmateriaal aangevoerd, met bulldozers of wegschaven in lagen van 15...50 cm gespreid en daarna met trilmachines, speciale walsen of mechanische stampers verdicht. De belopen worden onder een helling van 1 op 1,5...2 afgewerkt en, na bekleding met een laag teelaarde van 20...50 cm, met gras beplant om verstuiven en erosie door afstromend regenwater te voorkomen. Bij slechte ondergrond worden om zakkingen te voorkomen verschillende methodes toegepast. Bij de doorpersmethode wordt het zand in een ondiepe uitgraving (cunet) gestort, waardoor de slappe ondergrond zijwaarts omhoog geperst wordt. Bij de ontgravingsmethode worden de slappe lagen geheel weggebaggerd, en het zo gevormde diepe cunet met zand volgespoten. Ligt de vaste grond dieper dan 5...6 m, dan laat men een deel van de slappe lagen zitten; het opgespoten zand drukt deze zodanig samen, dat de consolidatie voltooid kan zijn vóór de wegverharding wordt aangebracht.Bij minder belangrijke wegen wordt soms in een ondiep cunet een rijsbed of een laag van balen geperst turfmolm of stro aangelegd, waarop de aardebaan wordt gestort. Op de basis van grondonderzoek worden de afmetingen zodanig berekend dat deze grondlaag direct na aanleg juist onder het grondwater komt te liggen en daardoor geconserveerd wordt. De zettingen zullen daarna voortgaan, zij het in afnemende mate.
Bij zeer diepe ligging van de vaste laag is het soms goedkoper de rijbaan uit te voeren als een gewapendbetonplaat, rustend op betonpalen.