(Fr.: adaptation; Du.: Anpassung; Eng.: matching), term die in het spraakgebruik in een grote verscheidenheid van betekenissen wordt gebruikt.
In de elektrotechniek verstaat men onder aanpassing o.a. het gelijkmaken van de impedanties (impedance matching) van door te verbinden transmissie-elementen als kabels, filters, versterkers, teneinde reflecties tegen te gaan of maximale energieoverdracht te waarborgen. Als de uitgangsimpedantie van een element Z = R + jX bedraagt, dan moet de ingangsimpedantie van een volgend element dezelfde waarde hebben, of de complex toegevoegde R − jX. Veelal volstaat men met een benaderende aanpassing, aangezien het vaak niet mogelijk is met eenvoudige middelen voor een geheel frequentiegebied volkomen aanpassing te realiseren.Voorts spreekt men van aanpassing, wanneer het er om gaat een wisselstroomverbruiker op zodanige wijze aan te sluiten, dat voor een vooropgezet doel een optimaal resultaat wordt verkregen. Men kan bijv. wensen, dat de verbruiker een maximale energie opneemt, of dat de opgenomen energie over een groot frequentiegebied constant blijft, dan wel een gunstig compromis wordt bereikt tussen de hoeveelheid afgegeven energie en de daarin optredende vervorming. In het algemeen eist juiste aanpassing het gebruik van aanpassingsnetwerken. Zo zal bijv. bij een laagfrequentversterker een aanpassingstransformator nodig zijn om een luidspreker met kleine weerstand aan te passen, indien de versterker optimaal werkt met een hoge belasting.