Synoniemen zoeken
Synoniem van haring
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
haring
haring - als term in de biologie betekent: beenvis behorend tot de familie Clupeidae. De haring uit het gewone spraakgebruik behoort tot de soort Clupea harengus. De grootste variëteit is de sloeharing, de kleinste de maatjesharing, daartussenin zit de bankharing. Bokking - in België droge bokking - is gerookt of gestoomd. Spekbokking of Engelse bokking heeft men eerst gepekeld en daarna koud gerookt. De strobokking, maartse bokking, harderwijker of lemster is gestoomd of heet gerookt. De eerste, licht gezouten haring van het seizoen heet Hollandse nieuwe of nieuwe haring. Dicht bij de kust vangt men grasharing. Kolharing is jong en onvolgroeid; hij wordt van maart tot mei gevangen. Pekelharing is gezouten haring. Groene haring of groenharing is vers en niet gezouten; een groene haring die geschikt is om te worden gebakken, heet een panharing. In de biologische taxonomie worden ook sardinen (enkelvoud 'sardien' of 'sardine') tot de haringen gerekend (soort Sardina pilchardus), evenals de sprot (soort Sprattus sprattus), de fint (soort Alosa fallatf), de ansjovis (soort Engraulis encrasicholus) en de elft (soort Alosa alosa). Een elft die in april en mei de rivieren opzwemt om kuit te schieten heet een meivis.
Zie: vis .
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
haring
haring - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ha-ring
1. kleine, zilvergrijze zeevis
♢ wil jij ook een zoute haring met uitjes?
1. ze zaten als haringen in een ton
[heel dicht op elkaar]
2. pin waarmee je lijnen van een tent vastzet
♢ er komt storm, dus we hebben meer haringen nodig
Zelfstandig naamwoord: ha-ring
de haring
de haringen
het harinkje
Synoniemen
tentharing