Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

schoft

betekenis & definitie

(de, -en), zeer onbeschaafde en zich tevens onmaatschappelijk gedragende manspersoon, van kwajongen en straatschender tot gauwdief en zware misdadiger. M’ma in haar krotje, grootgebracht in het geloof van de hernhutters, bidt tot de Heer dat haar zoon geen ‘schoft’ mag worden (van Teylingen 36).

Ouma beweerde dat hij lui was en dat hij liever ging slenteren en voetballen met die verwilderde schoften die voor de deur kwamen ‘staan’ fluiten (Vianen 1972: 18). -Etym.: In AN wordt het woord alleen gebr. voor de zwaardere gevallen.