Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

mispel

betekenis & definitie

(de, -s),

1. naam voor de meeste inheemse bomen en struiken die behoren tot de Spijkerhoutfamilie. Daarnaast treden de Mispels (Melastomaceae, genera Clidemia, Miconia) duidelijk op de voorgrond in kapoeweri (Budelman & K. 130).
2. vrucht van sommige van deze soorten die gegeten wordt (o.m. van Miconia-soorten, Bellucia glossularioides, Loreya mespiloides).
3. (veroud.) sapotille, de vrucht van de sapotilleboom (Manilkara zapotilla, Sapotillefamilie). Zie Teenstra 1835 II: 270; enige vindpl.
- Etym.: De vruchten als 2 lijken op AN m. ~ vrucht van de Europese Mespilus germanica (Roosfamilie). S mesper, mesproe.
- Syn. van 1 mispelboom. Zie ook: bosmispel.