Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

koppig

betekenis & definitie

bn., (ook:) eigenwijs. Jullie zijn koppig...

Elk jaar... weer... zoveel ongelukken. Loekoe dja [S, kijk hier] ... mi derde finga [S, mijn derde vinger] ... hij is er... niet meer... Een grote bombel... heeft... het... weggeschoten... Ik was jong net als jij... Jullie... zijn... uche... uche... uche... (A&P 1980c59). - Etym.: AN k. bet. ook ‘vasthoudend aan eigen wil of inzicht', maar die hoeven dan niet onjuist te zijn.