Ganzegat - eerstejaarsstudent die al ontgroend is, maar zelf geen groenen mag plagen. Eig. het achterste van een gans.
Een gans is het zinnebeeld van domheid of plompheid, dus in die zin als scheldwoord gebruikt.
Een pas ex-ganzegat, die s nachts de bellen plondert, de glazen inslaat en de ploerten port. - Braga, Dichterlijke Mengelingen (1842)