Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Klaplopen

betekenis & definitie

op iemands zak lopen, pannelikken (vgl. Hd.

Tellerlecker, Eng. lick-dish), bij iemand komen op het ogenblik waarop hij aan tafel gaat, in de hoop ten eten gevraagd te worden; in het alg.: ten koste van anderen leven. Onder klaplopen (misschien secundair bij klaploper gevormd), waarnaast voorheen met de klap lopen en op de klap lopen, heeft men oorspr. te verstaan: lopen met de klap (Mnl. clapspaeri), d.i. de lazarusklep, de klep waarmee vroeger de melaatsen liepen en waarmee zij aalmoezen in ontvangst namen; de uitdr. is dus synoniem met bedelen. Later is zij misschien geassocieerd met klap — slag; vgl. op de pof en het Zuidndl. op de klets lopen. Fr. piquer l’assiette; écornifler; courir la lippée; êcumer les marmites; un pique-assiette, un écornifleur, klaploper; Hd. schmarotzen; nassauern; Eng. to sponge; to (play the) toady; a catch-bit.