klaplopen
klaplopen - Werkwoord 1. (inerg) werkschuw rondlopen ♢ Hij was weer aan het klaplopen.
Wiktionary (2019)
klaplopen - Werkwoord 1. (inerg) werkschuw rondlopen ♢ Hij was weer aan het klaplopen.
F. Stoett (1977)
op iemands zak lopen, pannelikken (vgl. Hd. Tellerlecker, Eng. lick-dish), bij iemand komen op het ogenblik waarop hij aan tafel gaat, in de hoop ten eten gevraagd te worden; in het alg.: ten koste van anderen leven. Onder klaplopen (misschien secundair bij klaploper gevormd), waarnaast voorheen met de klap lopen en op de klap lopen, heeft men oors...
Van Dale Uitgevers (1950)
(alleen onbep. wijs en teg. deelw.), op demands zak lopen, altijd een ander laten betalen of van zijn tafel enz. profiteren.
M. J. Koenen's (1937)
o. (tafelschuimen; op de beurs (ook van gebruiksartikelen gezegd] van anderen teren en smeren).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(alleen onbep. w. en tegenwoordig deelw.), op iemands zak lopen, altijd een ander laten betalen of van zijn gastvrijheid profiteren.
F.A. Stoett
op iemands zak lopen, pannelikken (vgl. Hd. Tellerlecker, Eng. lick-dish), bij iemand komen op het ogenblik waarop hij aan tafel gaat, in de hoop ten eten gevraagd te worden; in het alg.: ten koste van anderen leven. Onder klaplopen (misschien secundair bij klaploper gevormd), waarnaast voorheen met de klap lopen en op de klap lopen, heeft men oors...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: