lieflijk oord, lustoord.
Uwe scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus en nardus (SV, Hoogl. 4:13).
Vaak bedoelt men met het paradijs de lusthof waarin Adam en Eva woonden vóór de zondeval. Het boek Genesis spreekt echter van de hof van Eden, hoewel de vertaling van het OT deze hof inderdaad het paradijs (Gr. paradeisos) noemt.
Voorts plantte de HERE God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had (Gen. 2:8). Een aanduiding van deze hof met het woord paradijs vindt men wel weer in het NT:
Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is (Op. 2:7).
plaats die niet tot deze aarde behoort, verblijfplaats der gelukzaligen. Christus sprak de volgende woorden tot een van de medegekruisigden:
Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn (Luc. 23:43).
de hemelse woonplaats Gods.
Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. En ik weet van die persoon of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken (2 Kor. 12:2-4).
Opm.: het woord paradijs komt nog voor in een groot aantal samenstellingen, waarvan we hier noemen: paradijsappel, mooie, rode appel (Malus pumila paradisiaca), paradijsekster, vogel met lange staart en aan weerszijden van de kop een waaiervormige pluim (geslacht Astrapia), in paradijskostuum, geheel naakt, paradijsrivier, rivier in de hof van Eden (zie Gen. 2:1014), paradijsverhaal, het verhaal van de zondeval van het eerste mensenpaar (zie Gen. 3:1-24), paradijsvis, populaire aquariumvis, oorspr. afkomstig uit Zuidoost-Azië en China (Macropodus opercularis), paradijsvloek, vervloeking van Adam en Eva bij de verdrijving uit het paradijs (zie Gen. 3:9-24), paradijsvogels, familie van tropische vogels met een bont gekleurd verenkleed (Paradisaeidae), paradijsweeuwje, de paradijswida, een Afrikaanse wevervogel (Vidua paradisaea).