Voor altijd ingeslapen zijn
Wordt gezegd van iemand die gestorven is. De dood wordt hier vergeleken met een natuurlijke slaap. Vgl. Ps. 89 : 19 (berijmd): ‘Wie leeft er, die de slaap des doods niet eens zal slapen ? ’ Ook van de gestorven dochter van Jaïrus (Matth. 9 : 23-24 e.a.) wordt gezegd dat ze slaapt. Ten slotte spreekt Jer. 51 : 39 ook nog van: een eeuwige slaap slapen