De zelfkant van het leven
‘Zelfkant’ is de uiterste rand van een geweven stof. Du.: Sahlband; Eng.: selvage: Mnl.: selflegghe, thans nog wel eens: selfegge; daarom spreekt men soms van: neggekant. Ontstaan uit: sal, sahl, seil...Lees meer
De zelfkant van het leven
Het is derhalve de band aan de kant, de band die om de kant loopt. Figuurlijk als in deze zegswijze: buitenkant, zijkant. Van paupers wordt veelal gezegd, dat zij vertoeven aan de zelfkant van het lev...Lees meer
De muur van het particuliere leven
Vertaling van: ‘Le mur de la vie privée’. Door Royer-Collard (1763-1845) gebezigd in de zitting der Franse Kamer van 27. 4. 1819 bij de beraadslaging over een wet inzake de persdelictenDe naakte is kwaad te beroven
Waar niets is, valt niets te halenHet bederf van het vlees is het leven van de maaien
De ondergang van de een strekt tot levensonderhoud van de anderHet bederf van het vlees is het leven van de maaien
Het ongeluk van de een is dikwijls het geluk van de anderHet boek van het leven heeft duistere passages
In het leven gebeuren soms onbegrijpelijke dingenOp de grens van het leven staan
Zijn einde nabij zijnHet rampzalig overschot van een losbandig leven
'Zalig' betekent eigenlijk vol (vgl.: gelukzalig, vol van geluk; armzalig, vol van armoede; welzalig, vol van welstand e.d.). 'Rampzalig’ betekent derhalve: vol van rampen, met rampen overladen. De aa...Lees meer
Het rampzalig overschot van een losbandig leven
uitdrukking wordt steeds gekscherend gebezigd, nl. wanneer iemand het weinige overgebleven geld nateltLeven gelijk in het huis van Burgondië
Zorgeloos levenIn de kracht van het leven zijn
Op middelbare leeftijd en nog volkomen gezond zijnVan de pen leven
Journalist of schrijver zijn en daarmee zijn kost verdienenVan aalmoezen moeten leven
Arm zijn, voortdurend aangewezen zijn op de giften en gaven van ‘liefdadige stadgenoten’. Een ‘aalmoezenier’ was oudtijds een r.k. armenverzorger, uitsluitend belast met de geestelijke zorg van een af...Lees meer
Wie het altaar bedient, moet van het altaar leven
Het is billijk dat de geestelijke een behoorlijk inkomen heeftWie het altaar bedient, moet van het altaar leven
Een geestelijke moet behoorlijk kunnen leven;Wie het altaar bedient, moet van het altaar leven
Iedereen moet kunnen leven van het beroep dat hij uitoefentWie het altaar bedient, moet van het altaar leven
Het is billijk, dat de geestelijke een behoorlijk inkomen heeft; vandaar ook: ieder moet leven van zijn beroepWie het altaar bedient, moet van het altaar leven
Het is billijk, dat de geestelijke een behoorlijk bestaan heeft; ieder moet leven van zijn beroep (doch moet zich zelf niet bevoordelen). In zijn brief Fausse dévotion zegt pater Sanlecque: ‘Le prêtre...Lees meer