Van God noch zijn gebod willen weten
Volmaakt onverschillig zijn, totaal zonder enige godsdienst of zedelijke norm leven. Vermoedelijk ontleend aan Luc. 18:4-5, waarin de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter wordt behandeld, en deze rechter bij zich zelf overlegt: ‘Hoewel ik God niet vreze en geen mens ontzie . . .’