Vroeger was de handschoen het symbool van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Als men iemand een volmacht wilde verlenen, zond men hem zijn handschoen. De uitdrukking wil dan ook zeggen: bij volmacht trouwen. Bij volmacht trouwt degene, wiens of wier aanstaande echtgenoot (-note) niet bij de huwelijksvoltrekking tegenwoordig kan zijn, omdat deze elders vertoeft. Tijdens de huwelijksplechtigheid neemt dan een ander - meestal een naaste bloedverwant - tijdelijk de plaats van de afwezige in. Tijdens de trouwplechtigheid wordt de gehandschoende hand gereikt. Een bruidje dat onder dergelijke omstandigheden in het huwelijk trad, heette een ‘handschoentje’. Dit ‘met de handschoen trouwen’ schijnt nu vrijwel in onbruik te zijn geraakt