Men noemt geen koe ‘Blaar’ of ze heeft wat wits
Oorspronkelijk luidden deze zegswijzen: men noemt wel eens een koe bont, die nochtans niets wits heeft, dwz. men hecht soms maar al te lichtvaardig geloof aan lasterlijke praatjes en lichtvaardige beschuldigingen, men geeft iemand wel eens een naam die hij niet verdient. De tegenwoordige betekenis wijkt aanmerkelijk van de vroegere af, nl.: voor een algemeen (slecht) gerucht omtrent iemand bestaat altijd wel enige grond; van een algemeen gerucht is altijd wel iets waar. Vgl. Plautus, Trinummus (960): ‘Nunquam temere tinnit tintinuabulum’, d.i.: waar geluid wordt zijn klokken