‘Kapoeres’, van Hebr.: kapporeth, verzoening, zoenoffer. Op de dag vóór de Grote Verzoendag slachtten sommige Israëlieten een kip, waarop zij vooraf hun zonden hadden overgedragen (vgl. zondebok) en s... Lees meer
‘Kapot’, van Fra.: capot, in de uitdrukking: ‘faire capot’, als term in het kaart (piket) spel. De betekenis is nog steeds niet geheel opgehelderd. Men bezigt het in de zin van: stuk, aan stukken zijn... Lees meer