Iemands hart stelen (gestolen hebben)
Sympathie bij iemand vinden, geen kwaad bij iemand kunnen doen, iemands genegenheid of liefde gewonnen hebben. Van Absalom, de zoon van koning David, wordt verhaald (2 Sam. 15), dat hij met het doel zijn vader van de troon te stoten, listig middelen aanwendde en door hulpvaardigheid en gemeenzaamheid de liefde van het volk won. In vs. 6 staat dan: ‘Alzo stal Absalom het hart der mannen van Israël'