‘Doopceel’ (‘ceel’, samentrekking van: cedel), uittreksel uit het doopboek, geboorte-extract, doopakte. In vroeger tijden, toen de gemeenteadministratie (burgerlijke stand) nog zeer onvolledig en primitief bij gehouden werd, tekende men de belangrijkste gebeurtenissen uit iemands leven op in de zgn. doopboeken, welke bij de koster der kerk, waartoe men behoorde, berustten. Wilde men bijv. iets omtrent de afkomst van een bepaalde persoon weten, dan sloeg men de doopboeken maar op en vond men veelal hetgeen men wilde. Men noemde dit: het doopceel lichten. De uitdrukking wordt thans veelal in ongunstige zin gebezigd en wel t.o.v. iemand, die zich misdraagt