(Iemand) een oplazer krijgen (geven, verkopen)
Het woord ‘oplazer’ houdt verwijderd verband met Lazarus, de bedelaar uit Luc. 16 (zie: Iemand op zijn lazerij geven). ‘Lazerij’ (lazarij) betekent: melaatsheid, lazaruszeer, zodat hier, zoals zo vaak gebeurd is, een deel, of liever: een toestand, van het lichaam is genoemd, in plaats van het geheel (vgl.: iemand op zijn huid geven e.d.). Woorden als: belazeren, belazerd, lazerbol, lazerhond e.d. staan alle eveneens in het niet steeds logisch verband tot deze Lazarus. De uitdrukking bedoelt uiteraard weer: een klap krijgen of geven