‘Kaf’, afval van koren (uitgedorste halmen). De uitdrukking wil letterlijk zeggen, dat onder de goede substantie (koren) de kwade stoffen (kaf) schuilen. Overdrachtelijk gebruikt men ze in deze zin: wij ontvingen een mand met appelen, doch er zat veel kaf onder het koren, dwz. er zat veel uitschot bij. Ook gebruikt men ze in deze zin: de kinderen in mijn klas gedragen zich over het algemeen ordelijk en leren goed, maar er schuilt hier en daar wat kaf onder het koren, dwz. er zijn er die niet goed willen oppassen. En men voegt er dan vaak aan toe: ik zal het kaf maar van het koren scheiden. Vgl. ook Matth. 3 : 12: ‘Wiens wan in Zijne hand is, en Hij zal Zijne dorsvloer door zuiveren en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden'. Vgl. voorts Job 21 : 18 en Ps. I : 4