Het is lichter dat een kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk Gods
Ontleend aan Matth. 19:24. In het oog dient hier te worden gehouden, dat met dit ‘oog van de naald’ (althans volgens sommige uitleggers) schijnt bedoeld te zijn het tweetal kleine poorten ter weerszijden van een hoofdpoort of bij een brug. Deze buitenpoortjes waren zo laag, dat een beladen kameel er niet of moeilijk door kon. In de koran vinden we een gelijksoortige uitdrukking: ‘De goddeloze zal de poorten des hemels gesloten vinden; evenmin als een kemel door het oog van een naald gaat, zal hij binnentreden'. Ook de talmud kent zulk een uitspraak, doch deze spreekt van een: olifant (zie ook 6345)