Elf is het gekkennummer
Het getal 11 staat vanouds in een kwade reuk. Men brengt deze slechte reputatie in verband met de ‘alven’ of ‘elven’, die in de oude sagen een belangrijke rol spelen. Dat aardige volkje leefde in de verbeelding onzer voorouders. Veel kleiner en zwakker dan de mensen, bezat het toch de macht om te helpen of te schaden, en vooral de elvinnen maakten van die macht gebruik, resp. misbruik. De schone elvenkoningin, vrouw Hulda, is de heldin van menig verhaal, de Oudfranse Oberon (Auberon, Alberoi) was een elvenkoning, en zijn naamgenoot, de Duitse Elberich, leeft nog in sprookjes en liederen voort. Men onderscheidde dagelven, die uitblonken door schoonheid en lieftalligheid, en nachtelven, toonbeelden van alles wat maar lelijk was. Bij ons woonden ze in hunebedden, grafheuvels en op kerkhoven. Zij waren grote kwelgeesten en wie met hen in aanraking kwam, was nog niet gelukkig