(Eerlijk) alles opbiechten
‘Biecht’, samengesteld uit: ‘bi’, bij, en: ‘gicht’, verklaring. In het Mnl. komt een ww. begiën voor, dat ‘belijden’ betekent. Zo bij Van Velthem: ‘Ende ic begiets oec metten monde’, d.i.: ik belijd het ook met de mond. De biecht is een der zeven sacramenten bij de r.k. eredienst en bedoelt: het belijden van zijn zonden aan de biechtvader. In bovenaangehaalde uitdrukking is het biechten uitgebreid tot het in het algemeen bekennen van misslagen of misdaden aan degene, die deze bekentenis vraagt of af perst. ‘Biecht nu maar eens eerlijk op wat je al die tijd hebt uitgevoerd’