Spreekwoorden en gezegden met 'eens-dat'

Doe me dat eens na

Triomfantelijk gezegde wanneer men iets bijzonders heeft gepresteerd

Dat is eens, maar nooit weer

Wordt gezegd wanneer men in een bepaalde zaak bittere ervaringen heeft opgedaan, ernstig is teleurgesteld, en men niet bereid is voor een tweede maal zijn medewerking te verlenen

Dat is nog eens zaken doen

Gezegd wanneer men bijzonder gelukkig is geweest bij de een of andere transactie

Leer mij dat kunstje ook eens

Gekscherend gezegde tegen iemand die een fortuintje heeft gehad dat men ook gaarne deelachtig wil worden

Dat noem ik nog eens een bof

Een ‘bof’ is eigenlijk letterlijk een slag. In dit geval een goede slag, een meevaller, een fortuintje, gunstig toeval

Dat is nog eens om te doen

Wordt gezegd wanneer de prijs van iets ons is meegevallen

Je had dat gezicht eens moeten zien

Wordt gezegd van iemand die erg verwonderd keek over hetgeen hij zag of hoorde

Hij zal dat varkentje wel eens even wassen

Hij zal dat karweitje wel opknappen

Dat gesodemieter moet nu maar eens uit zijn

‘Gesodemieter', ontleend aan de plaatsnaam Sodom, bekend uit Gen. 18 en 19 als een zedeloze stad, waar veel tegennatuurlijke ontucht werd gepleegd. ‘Sodomie’ of ‘gesodemieter’ is dan ook eigenlijk: ho...
Lees meer

Met dat water wel eens meer bij de dokter geweest zijn

Met deze ‘dokter’ wordt bedoeld de dokter, die zijn diagnoses uit de urine stelt, gemeenzaam: de piskijker (vroeger: de kycpisse). In verband met deze zegswijze bestond oudtijds het volgend versje