Een stelling die naar de lamp riekt
Wordt gezegd van een (letterkundig) werk, waaraan kennelijk veel ingespannen arbeid is besteed, of van werken die, zonder schoonheid van vorm, nachtelijke studie verraden. De uitdrukking is afkomstig van Pytheas (ca. 340 v.C.), die van de redevoeringen van de hem vijandig gezinde Demosthenes zei, dat zij ‘naar de lampepitten roken’ (Lucernam olet; zie: Plutarchus, Staatsleer, en Demosthenes, 8, en voorts Aelian, Variae Hist. VII, 7). Van Demosthenes wordt verhaald, dat hij zich het hoofd half kaal schoor en onder de grond in een hol werkte, om niet gestoord te worden. Ook Vondel spreekt van een stelling: ‘die naar de olie van den arbeid riekte’