Een mannetjesputter zijn
Een flinke, sterke kerel zijn, een ‘knaap van een vent’. ‘Putter’ betekende vermoedelijk: iemand die een stevige borrel verdragen kan. Het voorvoegsel ‘mannetjes’ dient vermoedelijk ter versterking van het begrip. Zo sprak men vroeger ook wel van een ‘mannetjesman’. Vgl. Speenhof, II, 67