Een juweel van een . .
‘Juweel’, uit Ofra.: joel (thans: joyau), hetgeen verheugt, feest, speelgoed, kleinood. Kostbaar sieraad. De uitdrukking wordt meestal gebezigd in de zin van: een juweel van een kerel, vrucht e.d. en bedoeld als: betrouwbaar, eerlijk, heerlijk, boven alle lof verheven