‘Barmhartig’ is van ‘barmen’ (be-armen) en hart. De zegswijze is ontleend aan de geschiedenis uit Luc. 10. Daar staat hoe een Israëliet, reizende door de woestijn, door rovers wordt overvallen, uitgeschud en mishandeld. Een voorbijgaande priester en een Leviet trekken zich niets van het lot van de ongelukkige aan, maar een voorbijtrekkende Samaritaan - die tot de vijanden der Joden werd gerekend - ontfermt zich over de gewonde, voert hem op zijn rijdier naar een herberg en laat hem op zijn kosten verplegen. De geschiedenis (gelijkenis) is bedoeld als een wraken van het gedrag van de priester en de Leviet, die beschaamd werden gemaakt door de edelmoedige handelwijze van de inwoner uit Samaria. De zegswijze duidt in het algemeen iemand aan, die zich over een hulpbehoevend medemens ontfermt. Bij de Duitsers is een ‘Samariter’ een verpleger