De vuurproef ondergaan
De ‘vuurproef' is uit het zgn. heidens bijgeloof ingeslopen in het zgn. christelijk geloof en had daarin, vnl. in de 5de eeuw en later, een grote opgang gemaakt. Een aangeklaagde, die men niet van schuld overtuigen kon, liet men geblinddoekt over enige gloeiend gemaakte ijzers lopen of moest een stuk gloeiend ijzer aanvatten. Liep deze proef goed af, dwz. had het slachtoffer geen letsel van betekenis opgelopen, dan werd hij voor onschuldig gehouden, maar etterden de wonden drie dagen na de ‘proefneming’ (en dit was, zonder het plegen van bedrog, vrij natuurlijk meestal het geval) dan was hij schuldig en volgde de straf op de werkelijke of vermeende misdaad. Men noemde zo iets: ‘het oordeel Gods’. Men gebruikt de uitdrukking nu meestal voor het slagen voor een examen, een afgelegd proefwerk, de deugdelijkheid van een nieuw gebruiksvoorwerp e.d