De gelegenheid bij het haar grijpen
Ontleend aan Cato, Dist. de moribus (2, 226), die het weer ontleende aan Phaedrus’ fabels (5, 8): 'Fronte capillata, post est occasio calva’, d.i.: de gelegenheid heeft van vóór lang, van achter kort haar. De Grieken stelden het gunstige ogenblik, de gelegenheid, voor als een naakte vrouw of als een jongeling met kale achterschedel, of met lang haar van voren en zeer kort van achteren, de ene voet - soms gevleugeld - op een rad. Liet men haar voorbijgaan, dan was zij van achteren niet meer te grijpen; men moest haar, wanneer zij vóór iemand kwam, onmiddellijk bij het haar grijpen. (Stoett.)